Hoge Raad 22 september 2017: Burgerlijke rechter mag afwijken van oordeel tuchtrechter maar moet dat wel goed toelichten

Door Maarten Kalkwiek – advocaat in Commerciële geschillen op 2017-10-11

Dit arrest is belangrijk voor beroepsbeoefenaren op wie tuchtrecht van toepassing is.

Het ging in deze zaak om een accountant die adviseerde bij de overname van een bedrijf. Zijn cliënt – de aspirantkoper – werd via de accountant in contact gebracht met een geïnteresseerde partij. In verband met de overname betaalde de cliënt deze partij een aanbetaling van € 240.000,=. De geïnteresseerde partij bleek echter een oplichter te zijn die vervolgens met de noorderzon – en met het geld – verdween.

De gedupeerde cliënt diende bij de accountantskamer een klacht in, die in zoverre gegrond werd verklaard dat de accountant een waarschuwing kreeg omdat hij zich onvoldoende kritisch heeft opgesteld in zijn contacten met de man die later een oplichter bleek te zijn. Vervolgens stapte de ex-cliënt naar de rechter waar hij vorderde dat de accountant de door hem geleden schade moet vergoeden.

De rechtbank en het hof wijzen de vordering af. Hiertoe overweegt het hof kort gezegd dat in de gegeven omstandigheden van een ‘redelijk bekwaam en redelijk handelend registeraccountant’ niet mocht worden verwacht aanleiding te zien om nader onderzoek naar de betrouwbaarheid van de oplichter te doen. De schade kan daarom niet aan de accountant worden toegerekend, aldus het hof.

De ex-cliënt stelt cassatieberoep in en met succes. De Hoge Raad overweegt dat het uitgangspunt is dat het oordeel van de tuchtrechter er niet zonder meer toe leidt dat de accountant civielrechtelijk aansprakelijk is wegens schending van een zorgvuldigheidsnorm. De burgerlijke rechter mag afwijken van het oordeel van de tuchtrechter. Als de rechter afwijkt van het oordeel van de tuchtrechter “dient hij zijn oordeel zodanig te motiveren dat het, ook in het licht van de beoordeling door de tuchtrechter, voldoende begrijpelijk is.” De Hoge Raad verwijst naar zijn arresten van 3 april 2015 en 12 juli 2002. Het arrest van het hof voldoet niet aan deze maatstaf en dus wordt het arrest vernietigt. Een ander hof moet de zaak nu opnieuw beoordelen.