Hoge Raad 2 juni 2017: Op gebonden gemeenschap v.o.f. mag geen beslag ten laste van vennoot in persoon worden gelegd

Door Maarten Kalkwiek – advocaat in Commerciële geschillen, Ondernemingsrecht op 2017-06-04

Dit arrest is relevant voor personen die met v.o.f.-constructies te maken hebben. Het ging in dit arrest om een geschil tussen een persoon en een schuldeiser. Deze persoon had onroerende zaken ingebracht in een v.o.f. waar hij een van de twee vennoten van was.

De schuldeiser legde derdenbeslag bij de v.o.f. Het hof oordeelde dat dit mocht omdat de vennoot in zijn hoedanigheid van vennoot voor de helft eigenaar van de onroerende zaken was. Daarmee zag het hof over het hoofd dat de onroerende zaken in het gebonden vermogen van de v.o.f. vielen en geen eigendom van de vennoten waren.

Terecht vernietigt de Hoge Raad het hof-arrest. De Hoge Raad overweegt dat de onroerende zaken waren ingebracht in de v.o.f. en dus een gebonden gemeenschap vormen “bestemd om te worden aangewend tot het bereiken van het doel van de v.o.f., en dat die zaken behoren tot het afgescheiden vermogen van de v.o.f. dat dient als verhaalsobject voor de schuldeisers van de v.o.f. (vgl. HR 17 december 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1182, NJ 1994/301).” De schuldeiser mocht dan ook geen verhaal nemen om de onroerende zaken voor wat betreft zijn vordering op de vennoot in privé.

Dat de Hoge Raad er aan te pas moest komen om recht te doen in deze zaak toont aan dat zelfs bij de raadsheren van het hof het v.o.f.-recht nog niet duidelijk is. Wat dat betreft zou het goed zijn als het personenvennootschapsrecht op de schop gaat en er een duidelijker systeem voor in de plaats komt. De commissie Van Olffen heeft hier een aanzet toe gedaan die hopelijk door de wetgever wordt overgenomen.