Hoge Raad 31 maart 2017: Boek over Afdeling Bijzonder Beheer Rabobank toch onrechtmatig

Door Maarten Kalkwiek – advocaat in Commerciële geschillen op 2017-04-24

De aanleiding voor dit arrest is het boek ‘De Verpanding’ waarin de afdeling Bijzonder Beheer van Rabobank er van langs krijgt. Het boek gaat over twee door Rabobank gefinancierde ondernemers die na het faillissement van hun ondernemingen werden geconfronteerd met de uitwinning van pandrechten op hun kunstcollecties door Rabobank.

Op de achterkant van de omslag staat het volgende citaat: “De Rabobank heeft het gepresteerd het gehele vermogen van een klant te laten verdampen. Zij hebben ons geplunderd en bestolen. Als ik nog geld over had gehad zou ik ze een proces hebben aangedaan wegens diefstal, misbruik van ‘zorgplicht’, misbruik van pandrecht en onethisch gedrag.” In het boek worden medewerkers van de afdeling Bijzonder Beheer bij name genoemd.

Rabobank stapt naar de rechter om het boek te laten verbieden. De voorzieningenrechter geeft Rabobank gelijk, maar het hof niet. Volgens het hof valt de inhoud van het boek en zelfs het noemen van de namen van medewerkers van de afdeling Bijzonder Beheer van Rabobank onder de vrijheid van meningsuiting.

1. Mag een werkgever zonder lastgeving en volmacht voor werknemers optreden?

De eerste vraag die aan de orde is, is of Rabobank wel mag opkomen voor de belangen van haar werknemers. Hadden zij niet zelf naar de rechter moeten gaan? De Hoge Raad overweegt dat Rabobank de bevoegdheid heeft om de vordering in te stellen omdat zij (a) een eigen belang heeft bij bescherming van haar werknemers en (b) een van het belang van de werknemers zelf afgeleid belang heeft op grond van goed werkgeverschap (art. 7:611 BW). Een lastgeving en volmacht van de werknemers om hun belangen te behartigen is niet nodig.

2. Mogen de namen van de medewerkers in het boek worden vermeld?

Het gaat hier om een botsing van grondrechten (het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (art. 8 EVRM) versus het recht op vrijheid van meningsuiting (art. 10 EVRM). Een inbreuk op een van deze rechten is alleen toegestaan als deze noodzakelijk is (8 lid 2 en 10 lid 2 EVRM).

Bij de beantwoording van de vraag welk belang zwaarder weegt moeten alle omstandigheden van het geval worden betrokken en geldt niet dat een van de belangen als uitgangspunt voorrang heeft op het andere. Als tot de conclusie wordt gekomen dat een belang zwaarder weegt dan het andere, doorstaat de inbreuk de noodzakelijkheidstoets (HR 18 januari 2008; HR 5 oktober 2012).

Bij de beoordeling zijn de volgende door het EHRM in het arrest van 7 februari 2012 (Von Hannover/Duitsland II) geformuleerde gezichtspunten van belang. (Het ging in die zaak overigens om paparazzi en privéfoto’s van de familie Von Hannover.)

(α) Contribution to a debate of general interest

(β) How well known is the person concerned and what is the subject of the report?

(γ) Prior conduct of the person concerned

(δ) Content, form and consequences of the publication

(ε) Circumstances in which the photos were taken

De Hoge Raad komt op basis van deze gezichtspunten tot de conclusie dat het hof niet goed heef gemotiveerd waarom de namen van de medewerkers van Bijzonder Beheer in het boek mogen staan en verwijst de zaak door naar een ander hof. Gelet op het arrest van de Hoge Raad zal dit hof weinig ruimte hebben en waarschijnlijk oordelen dat het vermelden van de namen van de medewerkers van de afdeling Bijzonder Beheer onrechtmatig is en dat het boek uit de handel moet worden genomen.