Hoge Raad 30 juni 2017: Wat doet een ‘goed huisvader’ eigenlijk?

Door Maarten Kalkwiek – advocaat in Commerciële geschillen, Ondernemingsrecht op 2017-07-03

Het ging in dit arrest over iemand die zijn aanhanger uitleende aan zijn neef, om spullen te verhuizen. De aanhanger werd door de neef geparkeerd en van de parkeerplaats gestolen. Hij heeft zijn oom vervolgens schadeloos gesteld en zijn aansprakelijkheidsverzekeraar gevraagd om dekking te bieden door hem de schadeloosstelling die hij betaalde aan zijn oom uit te keren.

De verzekeraar wijst de claim af omdat de neef niet aansprakelijk zou zijn tegenover zijn oom en dus onverplicht schadevergoeding heeft betaald. Hierop begint de neef een procedure tegen de verzekeraar waarin hij dekking eist. Het eigenaardige aan dit soort procedures is dat de neef dus moet bewijzen dat hij aansprakelijk was (tegenover zijn oom) en de verzekeraar juist dat de neef niets te verwijten valt.

Oordeel Hoge Raad over bruikleen

De overeenkomst tussen de oom en de neef moet worden gekwalificeerd als bruikleen (art. 7A:1781 lid 2 BW). De Hoge Raad overweegt dat de ‘bruiklener’ wettelijk twee verplichtingen heeft:

1. Hij moet de zaak – in dit geval de aanhanger – bij het einde van de bruikleen aan de ‘uitlener’ teruggeven (art. 7A:1777 BW);

2. Hij moet tot op dat moment ‘als een goed huisvader’ voor de bewaring en het behoud van de zaak – hier dus de aanhanger – zorgen (art. 7A:1781 lid 1 BW).

Omdat de neef de aanhanger niet kon teruggeven (was immers gestolen) heeft hij in principe gewanpresteerd. Echter, als hij wel de zorg van een ‘goed huisvader’ in acht heeft genomen, is sprake van overmacht (een niet-toerekenbare tekortkoming) en is hij dus niet aansprakelijk voor het verlies van de zaak, aldus de Hoge Raad.

Is er iets algemeens te zeggen over wat een ‘goed huisvader’ allemaal moet doen? Nee, volgens de Hoge Raad niet. “Wat de zorgplicht van ‘een goed huisvader’ inhoudt, hangt af van de omstandigheden van het geval, zoals de inhoud van de overeenkomst, waaronder begrepen het bij de overeenkomst beoogde gebruik van de zaak, de aard van het geleende en eventueel naast de bruikleen tussen partijen bestaande (rechts)betrekkingen, alsmede van de redelijkheid en billijkheid.”

Dat deze norm zo vaag is, lijkt onvermijdelijk. Er worden onnoemelijk veel spullen uitgeleend van allerlei soorten en maten, dus het geven van algemene regels is ondoenlijk. Dat maakt wel dat de rechtsbescherming van de uitlener vrij summier is. Mocht hij zijn spullen niet terugkrijgen dan is er in elk geval alle ruimte voor discussie. Dit kan worden vermeden door in een contract af te spreken wat de bruiklener moet doen om slijtage en verlies te voorkomen.

Uitzonderingen

Tot slot nog wat volkomen onbekende uitzonderingen: De regels van bruikleen zijn niet van toepassing als je een gratis ritje in iemands auto mag maken en diegene ook rijdt. De wet bepaalt namelijk dat bruikleen niet van toepassing is op “terbeschikkingstelling van een voertuig met bestuurder, ten einde aan boord daarvan personen te vervoeren” (art. 8:1145 BW). Last but not least: de regels van bruikleen zijn ook niet van toepassing op…. Het in bruikleen nemen van een spoorvoertuig “ten einde door middel daarvan zaken te vervoeren in dier voege dat degene die het spoorvoertuig ter beschikking stelt, verplicht is voor de voortbeweging daarvan zorg te dragen” (art. 8:1552 BW). Toch fijn dat de wetgever er aan gedacht heeft.