Hoge Raad 14 oktober 2016: Immuniteit van executie vreemde staat

Door Maarten Kalkwiek – advocaat in Commerciële geschillen op 2016-10-17

Deze zaak gaat over de in de VS gevestigde onderneming Servaas INC die in Nederland executoriaal beslag wil leggen ten laste van de staat Irak. Het beslag betreft vorderingen die de staat Irak zou hebben op een tiental in Nederland gevestigde vennootschappen vanwege overeenkomsten tot olieproductie.

De door Servaas ingeschakelde deurwaarder heeft bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie melding gemaakt van de beslagen, waarop deze de deurwaarder heeft aangezegd dat de beslagen direct moesten worden opgeheven wegens strijd met het volkenrecht. Servaas heeft in kort geding gevorderd dat de aanzegging wordt opgeheven of opgeschort totdat in een bodemprocedure over de aanzegging is beslist.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de vorderingen moeten worden afgewezen. Het uitgangspunt is dat vreemde staten immuniteit van executie genieten en hun eigendommen dus niet kunnen worden beslagen. Dit lijdt uitzondering als de eigendommen een bestemming hebben die met deze immuniteit niet onverenigbaar is. Daarvan is sprake als de goederen niet voor publieke doeleinden worden gebruikt. Het is volgens de Hoge Raad aan de schuldeiser die beslag legt om te bewijzen dat deze uitzondering zich voordoet.

​Het zal voor schuldeisers in de regel onmogelijk zijn om te bewijzen dat deze uitzondering zich voordoet. Daarmee past dit arrest in de huidige lijn van de Hoge Raad dat de immuniteit van vreemde staten en volkenrechtelijke organisaties de facto onaantastbaar is.